De Nederlandse schrijfwijze is biefstuk en geen beafsteak, beefstaek, biefsteak, bifteak, biefsteak, … of wat dan ook!!
De ‘gewone’ biefstuk (in Nederland de ‘Hollandse biefstuk‘ genoemd) is altijd gesneden van de bovenbil, het spierstuk of de dikke lende anders mag het geen biefstuk heten. Biefstuk kan zowel rood, rosé als doorbakken geserveerd worden. Een malser biefstuk wordt gesneden uit de kogel van de bovenbil: kogelbiefstuk.
De ene steak is de andere niet; de in de supermarkt goedkoop aangeboden biefstuk is meestal machinaal bewerkt, geplet en ruitvormig ingekerfd om het vlees zogezegd malser te maken (zie ‘Bieflap’).